- vinger
- {{vinger}}{{/term}}1 doigt 〈m.〉♦voorbeelden:1 een vinger dik • d'un doigt d'épaisseur〈figuurlijk〉 groene vingers hebben • avoir les ponces verts〈figuurlijk〉 kromme, lange vingers hebben • avoir les doigts crochuseen vinger lang • d'un doigt de long〈figuurlijk〉 met een natte vinger te lijmen zijn • se laisser facilement convaincre〈figuurlijk〉 met de natte vinger • au jugéer staan vuile vingers op • il y a des marques (de doigts) dessusdat is iets om je vingers bij af te likken • c'est jouissifzijn vingers erbij aflikken • s'en lécher les doigtszich de vingers branden • se brûler les doigtsals men hem een vinger geeft, neemt hij de hele hand • quand on lui en donne long comme le doigt, il en prend long comme le brasde vingers jeuken mij • les mains me démangenthij mist een vinger aan de linkerhand • il lui manque un doigt à la main gaucheergens de vingers voor durven opsteken • mettre sa main au feu que qc. est vraizich in de vingers snijden • se couper le doigt; 〈figuurlijk〉 se brûler les doigtseen vinger in iets steken • mettre le doigt dans qc.zijn vingers in de oren steken • se boucher les oreilles (avec les doigts)iemand op de vingers kijken, zien • surveiller qn. de prèszij heeft er aan elke vinger één! • ce ne sont pas les admirateurs qui lui manquent!een vinger aan de pols houden • suivre de près les développements d'une affaireiets door de vingers zien • fermer les yeux sur qc.het geld vliegt hem door de vingers • l'argent lui file entre les doigtsiets in zijn vingers hebben • avoir qc. dans les doigtspas op als ik je in mijn vingers krijg! • gare à toi si je te mets la main dessus!een vinger in de pap hebben • avoir son mot à diremet de vinger wijzen • montrer du doigtmet de vingers knippen • faire claquer ses doigtsiemand met de vinger(s) nawijzen • montrer qn. du doigtblijf eraf met je vingers! • touche pas!met zijn vinger tussen de deur komen • se prendre le doigt dans la porte〈figuurlijk〉 zij kan hem om haar vinger winden • elle en fait ce qu'elle veut〈figuurlijk〉 iets op zijn vingers kunnen natellen • être facile à comprendreop de vingers van een hand te tellen zijn • se compter sur les doigts de la mainop zijn vingers bijten • 〈zijn lachlust enz. bedwingen〉 se retenir de rire; 〈spijt〉 se mordre les lèvresde vinger op de mond leggen • mettre le doigt sur la bouchede vinger op de wond leggen • mettre le doigt sur la plaie〈figuurlijk〉 iemand op de vingers tikken • rappeler qn. à l'ordregeen vinger voor iets of iemand uitsteken • ne pas remuer le petit doigt pour qc. ou qn.twee vingers brandewijn • deux doigts de brandy〈figuurlijk〉 je zult er je vingers niet aan vuil maken • tu n'en mourras pas〈spreekwoord〉 lekker is maar één vinger lang • morceau avalé n'a plus de goût¶ een lange vinger • un boudoir→ {{link=top}}top{{/link}}
Deens-Russisch woordenboek. 2015.